Aezel Projek

Aezel Projek maakt oude kadastergegevens digitaal toegankelijk

Door Bert Schutte

Het Aezel Projek, ofwel ‘Archief voor Erfgoed van Zuid-Nederlandse Eigendommen en Leefgemeenschappen’, heeft tot doel de versnipperde erfgoed-informatie in Zuid-Nederland te digitaliseren, te bundelen en voor het brede publiek beschikbaar te stellen via het internet https://www.aezel.eu/aezel/ . Het project is over de hele provincie uitgerold en komt tot stand dankzij de inspanning van veel vrijwilligers, onder wie medewerkers van de Stichting Eijsdens Verleden. Zij zetten oude handgeschreven kadastergegevens om in spreadsheets voor verdere digitale verwerking. Het Aezel Limburg project is gestart in Sittard en de oorspronkelijke betekenis van het acronym Aezel was Algemein Eesjte Zittisj Eige Lexicon. Bedenker is Martin Pfeifer, die sinds 1989 betrokken is bij het LGGI (Limburgs Genealogisch en Geschiedkundig Informatiecentrum) waar gegevens van 11 miljoen personen zijn verzameld.

Historie
Ontsluiting kadastrale kaarten
Wat doet de werkgroep Aezel projek?
Bronnen

Historie

Met de invoering van het kadaster werd begonnen in de Franse tijd. Op 16 mei 1795 was het Verdrag van Den Haag gesloten tussen de revolutionaire Franse republiek en de nieuwe Bataafse Republiek en vanaf 1 oktober 1795 begon men met de invoering van een nieuwe staatsinrichting, naar voorbeeld van de Fransen. Het land werd ingedeeld in departementen met daarin kantons. Het kanton Eijsden omvatte het grondgebied van de plaatsen Eijsden, Breust, Oost, Gronsveld, Mheer, Noorbeek, Mesch, Cadier en Rijckholt met alle daaronder ressorterende gehuchten en buurtschappen. Het kanton telde begin 1796 ruim 3600 inwoners. In Eijsden woonden (afgerond) 940 mensen, 515 in Breust en 200 in Oost. In 1805 bracht Napoleon de Nederlanden onder zijn gezag. Hij stelde raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck aan, maar na nog geen jaar verving hij deze door een koning, zijn broer Lodewijk Napoleon. Uiteindelijk werd Nederland in 1810 ingelijfd in het grote Franse keizerrijk. De Franse tijd eindigde met de val van de keizer in 1814.

Voor de vorming van het moderne Nederland was de Franse tijd heel belangrijk. De eerste grondwet, een burgerlijk wetboek, de burgerlijke stand en de dienstplicht werden ingevoerd. Daarnaast begon men in 1811 met de aanleg van een kadaster. Op basis hiervan kon een goed onderbouwde en eerlijke grondbelasting van de burgers worden gevorderd. De standenmaatschappij was ogenschijnlijk verdwenen en de financiële voorrechten die adel en clerus genoten waren beëindigd. Voortaan zou iedereen op basis van een rechtvaardig en evenwichtig systeem in de belastingen bijdragen, zo ook voor wat betreft de op te leggen aanslagen op onroerend goed.

Hiertoe moesten per gemeente de percelen en bebouwing nauwkeurig in kaart gebracht worden. Voor dit doel werden landmeters aangesteld. Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo (1814) werden de Nederlanden weer een zelfstandige staat en werd het werk van de landmeters vertraagd, mede omdat België zich in 1830 afgescheiden had van de noordelijke Nederlanden. Het kadaster werd uiteindelijk per 1 oktober 1832 in Nederland ingevoerd als grondslag voor de heffing van de grondbelasting. De invoering was geregeld in de wet van 2 januari 1832 (Staatsblad 1). De bepalingen waren nog niet van toepassing op Limburg, dat tot 1839 vrijwel geheel onder Belgisch bestuur bleef. Op 19 april 1839 werd in het Tractaat van Londen het eindverdrag met België gesloten en bij wet van 4 september 1840 (Staatsblad 48) werd de provincie Limburg officieel in het Koninkrijk der Nederlanden opgenomen. Pas hierna kon de kadastrale wetgeving ook in Limburg worden ingevoerd. In Eijsden werd het Nederlands kadaster per 1 januari 1843 de grondslag voor de grond- en onroerendgoedbelasting.

Ontsluiting kadastrale kaarten

Het kadaster bevat verschillende handgeschreven documenten, zoals:

  • OAT: Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel
  • Minuutplannen: eerste kadastrale kaarten
  • PKL: Persoonsgebonden Kadastrale Leggers
  • Hulpkaarten: wijzigingen op de oorspronkelijke kaarten

Deze collectie van documenten is centraal gescand en beschikbaar gekomen voor het Aezel project. De kaartencollectie is ondergebracht bij de beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (zie  https://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/ ).

Top

OAT

De Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel, oftewel OAT, is het eerste register van de percelen in een gemeente. In dit boekwerk staan per sectie alle percelen met de bijbehorende gegevens. Zo kan teruggevonden worden waar het perceel ligt, wat voor soort grond het is en hoe groot het is. Ook de gegevens van de eigenaar staan erbij, zoals naam, beroep en woonplaats. Het belangrijkste gegeven in de OAT was de grondbelasting die betaald moest worden. Elk perceel werd ingedeeld volgens een bepaalde klasse. Aan de hand daarvan werd de hoogte van de belasting berekend. Al deze gegevens verschaffen een goed inzicht in de sociale gelaagdheid binnen een gemeente.

Klasse-indeling van woningen/boerderijen/gronden

De percelen werden in twee groepen verdeeld: de niet-betimmerde percelen, (zoals weilanden, tuinen, bos e.d.) en de betimmerde percelen (woningen/boerderijen/bakovens, stallen en schuren).

De betimmerde percelen werden ingedeeld in tien klassen en een buitenklasse: afhankelijk van deze klasse-indeling werd de hoogte van de grondbelasting vastgesteld.

  • buitenklasse 300-150-120-90-75 gulden
  • 1-2-3-4-5 63-54-45-36-27 gulden
  • 6-7-8-9-10 21-15-9-6-3 gulden

Hoe lager de klasse, des te minder de kwaliteit van de woning en des te minder belasting er betaald moest worden. De segmenten die bij de vaststelling van de klasse-indeling een rol speelden, waren:

  • De (buiten)muren: steen (veldkeien, breukstenen, mergel, soms veldbrandsteen) – deels steen en deels hout – hout en leem (vakwerk) – alleen leem
  • Het dak: leiendak – pannendak – strodak
  • Het aantal kamers: boven en beneden – alleen beneden.

Ook voor de niet-betimmerde percelen) werd een tariefindeling gemaakt, variërend van bouwlanden (akkers), (groente-)tuinen, boomgaarden, boomkwekerijen, hooilanden, weilanden, schaapsweiden, hakhout, beplante gronden (gazon), wissen hout (wilgen etc.), vijvers, struwelen en steenkuilen.

Minuutplannen

Vanaf 1809 begon men met het maken van de minuutplannen, de oorspronkelijke kaarten. In tegenstelling tot veel kaarten van vóór die tijd, waren de minuutplannen zeer nauwkeurig op maat getekend. Daarvoor waren goede metingen nodig. De basis hiervoor was de driehoeksmeting. Hiermee werden de coördinaten van de originele punten van het Nederlandse stelsel van rijks-driehoekmeting (RD) bepaald. Vanwege hun zichtbaarheid werden in Nederland vooral kerktorens gebruikt als referentiepunt bij deze driehoeksmetingen.

De gemeentegrenzen werden vastgesteld door het hele stuk land te tekenen op een kaart van 67 bij 100 cm. Hierop werden ook huizen, wegen en waterlopen getekend. Vervolgens werd de gemeente opgedeeld in secties. De letters hiervan werden op de kaart gezet en de sectiegrenzen werden ingetekend. Zo ontstond een verzamelkaart. Elke sectie kreeg naast een letter ook een naam. De gemeente Eijsden kende 5 secties, namelijk sectie A (Oost), sectie B (Marland), sectie C (Hoolstraat), sectie D (Het Dorp) en sectie E (Castert).

Detail van sectie D (Het Dorp) met daarop de Vroenhof, Kerkstraat, Kattestraat en de Diepstraat. Elk perceel is ingetekend en heeft zijn eigen kadastrale nummer. De woningen zijn ingekleurd.

 

Binnen een sectie werden alle percelen genummerd; er werd in elke sectie bij 1 begonnen. Als het gebied te groot was, werd de sectie opgedeeld in bladen. Op elk blad werd dat stuk van de gemeente zo efficiënt mogelijk op het blad geplaatst om zo min mogelijk papier te verspillen. Ook werd een passende schaal genomen. Standaard was 1:2500, maar gebieden met veel percelen werden getekend op schaal 1:1250 en gebieden met grote percelen op 1:5000. Vervolgens konden alle percelen, die opgemeten waren ‘in het veld’, getekend worden. Ook andere zaken, zoals gebouwen, wegen en beken, werden getekend. Tot slot werd met kleuren een aantal zaken verduidelijkt. Grenzen van gemeenten, secties en gebieden kregen respectievelijk een paarse, groene en geeloranje kleur. Huizen werden karmijnrood, wegen gebrande sienna (bruin) en waterlopen ultramarijn (blauw). Kerkelijke gebouwen werden met kobaltblauw ingekleurd en dijken en kaden kregen een uitgewassen grijze kleur.

Aangezien minuutplannen niet gewijzigd mochten worden, werden er bijbladen gemaakt waarop het gewijzigde deel getekend werd. Bij veel wijzigingen groeide ook het aantal bijbladen. Vanaf 1844 kreeg elk minuutplan maximaal 1 bijblad waarop telkens de nieuwe situatie ingetekend werd. Als het bijblad versleten was door de vele wijzigingen werd een nieuw blad aangelegd vanaf de laatste situatie. Eens per jaar werden hier kopieën van gemaakt voor onder andere de gemeente.

PKL

Door verkoop en/of overlijden gingen de diverse percelen in andere handen over. In de OAT mochten geen wijzigingen gemaakt worden; daarom kwam het register SAT, Suppletoire Aanwijzende Tafel. Vanuit de OAT werd dan verwezen naar de SAT. Aan de hand van deze SAT werden de PKL, Perceelsgewijze Kadastrale Leggers, bijgehouden. Omdat in de SAT geen veranderingen van eigendom meer werden bijgehouden vanaf 1844, maar alleen veranderingen met betrekking tot de percelen, waren de PKL completer. Daarom werden op den duur alleen de PKL nog geraadpleegd. Vanaf 1863 werd alles alleen nog in de PKL bijgehouden. Dit duurde tot ongeveer 1989. Toen begon men met de digitalisering van de registratie.

Hulpkaarten

Het kadaster houdt ook alle veranderingen aan percelen over de tijd bij. Als een perceel wordt samengevoegd, gesplitst of anderszins gewijzigd, dan wordt daar een hulpkaart van gemaakt. Door al deze kaarten in het LGGI-systeem in te brengen en te koppelen aan de PKL, kan van elk jaar tussen 1842 en 1970 de kaart zichtbaar gemaakt worden en kan de eigenaar ervan opgevraagd worden.

Top

Wat doet de werkgroep Aezel projek?

Vrijwilligers zetten de gegevens van de scans van de oorspronkelijke documenten om in spreadsheets. Dit is een secuur werk waarbij alles letterlijk overgenomen moet worden. Als een OAT-document ingevoerd is, wordt het nogmaals gecontroleerd op fouten voordat het beschikbaar komt voor algemeen gebruik.

Scan van de OAT in sectie E van de gemeente Eijsden
De gedigitaliseerde data overgenomen in een spreadsheet

 

De volgende stap is het invoeren van de Perceelsgewijze Kadastrale Leggers (PKL). Hierdoor is een perceel door de tijd heen te volgen. Ook deze boeken worden in een excelbestand overgetypt en aan de percelen gekoppeld. Na de minuutplannen volgen de hulpkaarten. Als laatste stap worden de minuutplannen over de huidige statenmappen (google maps of open street maps) gelegd door middel van een proces dat ‘georeferencing’ wordt genoemd. Aan de hand van enkele markeringspunten (kerk, straat, kasteel en dergelijke) worden de oude minuutplannen zodanig aangepast dat deze precies over het huidige stratenplan passen. Het eindresultaat voor Margraten is te zien op de site van het Limburgs Genealogisch en Geschiedkundig Informatiecentrum (LGGI) (https://www.aezel.eu ).

De oude kadastergegevens van de gemeente Margraten als overlay van het huidige stratenplan. Rechtsboven is een keuzemenu waarbij de gemeente, naam en voornaam van de eigenaar en achtergrond gekozen kunnen worden. Linksonder is de legenda te zien en linksboven de informatie over één van de percelen van Christiaan Coenegracht. Alle percelen van deze eigenaar zijn op de kaart blauw gearceerd.

 

Aezel heeft tot doel alle data gratis ter beschikking te stellen aan gebruikers. Dit kunnen instellingen zijn of individuen. Zo kun je bijvoorbeeld via een landkaart ontdekken waar jouw voorouders hebben gewoond of kun je zien hoe de markt er vroeger uitzag. Ook voor historisch onderzoek bevatten deze gegevens een schat aan informatie. Zo is op de minuutkaarten sectie A en B duidelijk terug te vinden waar de grens tussen Oost en Maarland oorspronkelijk liep. De gegevens worden de komende jaren steeds verder uitgebreid, naarmate meer en meer gemeentes hun gegevens in Aezel hebben ingevoerd.

Top

Bronnen

https://www.aezel.eu/aezel/ en https://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/

Boersma, Henk J.L.M. (Eijsden, 2012), Kadastrale Atlas van Eijsden 1840, Uitgevers: Stichting Eijsdens Verleden en Henk J.L.M. Boersma, ISBN/EAN 978-90-816951-0-7