Infobord vlucht naar de vrijheid – ’t Bat
België strijdtoneel: Eijsden opvangplaats voor vluchtelingen.
(Informatie aangeleverd door Henk Boersma -SEV)
Op 4 augustus 1914 trok het Duitse leger bij Gemmenich de grens over om door België op te rukken naar Parijs. De Eerste Wereldoorlog begon met de slag om Luik met zijn 12 artillerieforten. Enorme Duitse colonnes vormden de voorhoede van de grootste legerconcentratie die de wereld ooit aanschouwd had. De opmars van de Duitsers voerde vlak langs de Nederlandse grens om buiten het bereik van de kanonnen van de Luikse fortengordel te blijven. De Duitse hoofdmacht marcheerde over de grindweg bij Navagne naar de Maas, waardoor mogelijk de Nederlandse neutraliteit geschonden werd. De grensdorpen Warsage, Berneau en Moelingen en het stadje Visé werden in vuur en vlam gezet.
Door de aanval op België kwam een immense stroom vluchtelingen richting Nederland op gang. Alleen al in Eijsden en directe omgeving werden gedurende de oorlogsjaren 1914-1918 bijna 2.700 vluchtelingen kort- of langdurend opgevangen. Dat betrof met name bewoners uit de grensstreek die veelal in Eijsden familie hadden. En dat in een plaats die zelf maar 2.900 inwoners telde. Tussen april en augustus 1915 werd langs de grens, van Vaals tot Cadzand, een onder stroom staande draad-versperring aangelegd. Tussen Moelingen en Lixhe kruiste de draad de Maas, met aan de ene zijde bezet België en aan de andere kant het vrije Nederland. De bedoeling van de versperring was om smokkel, spionage, vluchtgedrag en verzetsactiviteiten tegen te gaan. Naar verluidt kostte de ‘dodendraad’ aan ongeveer 500 mensen het leven.
Leven onder Duits gezag
Met uitzondering van het gebied achter de IJzer bleef België gedurende de Grote Oorlog bezet gebied. In bezet gebied werden de inwoners geknecht door steeds meer verbodsbepalingen en vrijheidsbeperkende maatregelen die de Duitsers oplegden, zoals het instellen van een avondklok, het verbod op samenscholing, beperking van reizen, administratieve beslommeringen en verplichte tewerkstellingen. Naarmate de tijd verstreek nam bovendien de beschikbaarheid van levensmiddelen af, kortom de levensomstandigheden verslechterden zienderogen. Naleving van de voorschriften werd streng gecontroleerd. Overtreders werden zonder pardon gevangen gezet, als gevangene naar Duitsland afgevoerd of geëxecuteerd. Desondanks bleef het verzet onverminderd groot en waagden velen hun leven voor hun vaderland. Anderen deden verwoede pogingen België te ontvluchten.
Vlucht naar de vrijheid (1):
De Anna, de ‘dodendraad” en de strenge grensbeveiliging maakten vluchten over land naar onbezet gebied een hachelijke onderneming. Het waren Joseph Zilliox (Offendorf 1888- Luik 1917) en Jules Hentjens (Herstal 1883- Luik 1938) die mogelijkheden zagen het kanaal Luik-Maastricht en de Maas als vluchtroute te gebruiken. Zilliox was werkzaam bij het havenbureau van Luik, Hentjens kapitein op de daar afgemeerde sleepboot Atlas V; beiden waren actief in het verzet. Sleepboten werden ingezet om voor de Duitsers vrachtschepen op de Maas te verplaatsen. Samen maakten zij plannen om met gebruikmaking van sleepboten België te ontvluchten met als doel het overbrengen van vrijwilligers, die zich via Nederland en Engeland zouden aansluiten bij het Franse leger of het verzet. In de nacht van 5 op 6 december 1916 lukte het Zilliox om sleepboot Anna te bemachtigen en vanuit Visé (Devant-le-Pont) richting Nederland te varen. Tal van obstakels moesten worden genomen om de 41 vluchtelingen veilig over de Belgisch-Nederlandse grens te kunnen zetten. De sleepboot strandde net achter de dodendraad, die ter hoogte van Lixhe de Maas overspande. Na van de schrik te zijn bekomen vertrokken de gelukkigen naar het Belgisch Consulaat in Maastricht om het vervolg van hun reis voor te bereiden.
Joseph Zilliox zette zijn strijd voort vanuit Nederland. Bij een bezoek aan Luik werd hij, na verraden te zijn, door de Duitsers gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Hij werd op 23 juli 1917 gefusilleerd.
Vlucht naar de vrijheid (2): Atlas V:
De perikelen met de Anna maakten de Duitsers extra alert. Tal van maatregelen werden genomen om herhaling te voorkomen. De bewaking van de vaarwegen werd verscherpt. Dat belette Jules Hentjens echter niet om in de nacht van 3 op 4 januari 1917 vanuit Luik (Coronmeuse) ook een poging te wagen en met sleepboot Atlas V de Maas als vluchtroute te kiezen richting Nederland. Hij had 102 vluchtelingen aan boord, die allen dezelfde nacht van heinde en verre heimelijk waren toegestroomd en hun plaats op de boot hadden ingenomen. Het werd een verschrikkelijke tocht. De Atlas V werd vanaf de beide oevers van de Maas beschoten, werd achtervolgd door een motorboot met Duitsers gewapend met een mitrailleur, moest grindbanken en in de Maas gelegen eilandjes ontwijken, schampte een van de pijlers van de spoorbrug over de Maas en werd daardoor bezaaid met planken en balken, ramde een in de Maas drijvende ponton met schietende grensbewakers en moest, ten laatste, door de ‘dodendraad’ en twee ijzeren kettingen die over de Maas waren gespannen, breken. Wonderwel lukte dat allemaal. Niet in het minst vanwege de stuurmanskunst en onverschrokkenheid van Jules Hentjens. Om een uur ’s nachts meerde de Atlas V in Eijsden af ter hoogte van Café du passage d’Eau, waar normaliter het voetveer van Eijsden naar Ternaaien in de vaart was. De vluchtelingen kregen een warm onthaal. De eerste horde op weg naar het front was genomen. De Atlas V werd op last van de Duitsers terug gevaren naar luik. Jules Hentjens wist uit handen van de Duitsers te blijven. Zijn vrouw Elvire Coune en hun pasgeboren zoon, die in Herstal waren achtergebleven, werden gearresteerd en gevangen gezet. Later dat jaar werden zij in vrijheid gesteld; zij werd doof vanwege de martelingen die ze had ondergaan. Hentjens overleed in 1938. In de Tweede Wereldoorlog werd Elvire opnieuw actief in het verzet.